05 Besmette stoffen

Vraag

Komen in het bedrijf grondstoffen of afvalproducten voor die besmet zijn met biologische agentia of die zelf toxisch of allergeen zijn?

 

Ga, wanneer punt 5 als knelpunt wordt aangemerkt, aspect 6 na.

Toetsingscriteria

Wanneer het risico bestaat dat werknemers in aanraking komen met besmette stoffen, dient een aantal maatregelen getroffen te worden:

a. Verbeter de ingangscontrole van de grondstoffen.
b. Licht leveranciers in over de gehanteerde kwaliteitseisen.
c. Tref voorzieningen, zodat de werknemers niet met de betreffende grondstoffen in contact kunnen komen.
d. Kies (indien mogelijk) een ander proces of andere (grond)stoffen waarbij geen of minder schadelijke biologische agentia en/of allergene materialen kunnen vrijkomen.
e. Vermijd ieder contact van de werknemers met biologische agentia en allergene materialen.
f. Tref voorzieningen waardoor de concentratie aan biologische agentia zo laag mogelijk wordt gehouden (bijv. afzuiging).
g. Inventariseer de onderdelen van het proces of de momenten in de bewerkingscyclus waarop contact tussen de werknemers en biologische agentia en/of allergenen mogelijk is.
h. Tref aanvullende voorzieningen, zodat blootstelling van werknemers te allen tijde wordt vermeden.

Wetten, regels en normen

Arbobesluit, artikel 4.84

1. De afdelingen 1 tot en met 8 van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op biologische agentia.

2. In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. biologische agentia: al dan niet genetisch gemodificeerde micro-organismen, celculturen en menselijke endoparasieten die een infectie, allergie of toxiciteit kunnen veroorzaken;

b. celcultuur: het kunstmatig kweken van cellen van meercellige organismen;

c. micro-organisme: een cellulaire of niet-cellulaire microbiologische entiteit met het vermogen tot vermenigvuldiging of tot overbrenging van genetisch materiaal;

d. richtlijn: richtlijn nr. 2000/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000 (Pb EG L 262) betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan biologische agentia op het werk (zevende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van richtlijn nr. 89/391/EEG).

3. Voor de toepassing van deze afdeling worden biologische agentia in de volgende categorieën onderscheiden:

a. categorie 1: een agens waarvan het onwaarschijnlijk is dat het bij de mens een ziekte kan veroorzaken;

b. categorie 2: een agens dat bij de mens een ziekte kan veroorzaken en een gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers kan opleveren, maar waarvan het onwaarschijnlijk is dat het zich onder de bevolking verspreidt, terwijl er gewoonlijk een effectieve profylaxe of behandeling bestaat;

c. categorie 3: een agens dat bij de mens een ernstige ziekte kan veroorzaken en een groot gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers kan opleveren en waarvan er een kans is dat het zich onder de bevolking verspreidt, terwijl er gewoonlijk een effectieve profylaxe of behandeling bestaat;

d. categorie 4: een agens dat bij de mens een ernstige ziekte veroorzaakt en een groot gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers oplevert en waarvan het zeer waarschijnlijk is dat het zich onder de bevolking verspreidt, terwijl er gewoonlijk geen effectieve profylaxe of behandeling bestaat.

4. In deze afdeling wordt uitgegaan van de categorie-indeling van biologische agentia zoals vastgesteld in bijlage III bij de richtlijn.

 

Arbobesluit, artikel 4.85

1. Indien een werknemer wordt of kan worden blootgesteld aan een of meer specifiek bij zijn arbeid voorkomende of naar verwachting voorkomende biologische agentia, wordt, in het kader van de in artikel 5 van de wet bedoelde risico-inventarisatie en -evaluatie, de aard, de mate en de duur van de blootstelling beoordeeld teneinde het gevaar voor de werknemer te bepalen. Deze beoordeling geschiedt met inachtneming van met name:

a. de categorie of categorieën waarin de biologische agentia waaraan werknemers kunnen worden blootgesteld, zijn ingedeeld;

b. informatie over ziekten die werknemers kunnen oplopen of al hebben opgelopen als gevolg van blootstelling aan biologische agentia;

c. mogelijke allergische of vergiftigingseffecten die de werknemers als gevolg van blootstelling aan biologische agentia ondervinden of kunnen ondervinden;

d. de resultaten van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken, bedoeld in artikel 4.91, alsmede de ziekten waarvan bekend is dat een werknemer hieraan lijdt en de medicijnen waarvan bekend is dat die door een werknemer worden gebruikt, een en ander in statistische, niet tot individuen herleidbare vorm;

e. de door een daartoe bevoegde instantie verstrekte aanbevelingen om het biologische agens onder controle te houden teneinde de gezondheid van de werknemers te beschermen wanneer de werknemers ten gevolge van hun werk aan een dergelijk agens worden of kunnen worden blootgesteld.

2. Indien sprake is van verschillende biologische agentia, wordt de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, gebaseerd op het risico dat die biologische agentia in combinatie opleveren.

3. De beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt regelmatig herzien, in ieder geval telkens wanneer er een wijziging plaatsvindt in de omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de blootstelling van werknemers aan biologische agentia.