01 Biologische veiligheid

Vraag

N.B. Module 17.2 is bestemd voor die bedrijven en instellingen waar niet doelbewust gewerkt wordt met biologische agentia van de categorieën 2, 3 of 4, maar waar de werknemer wel een gerede kans loopt om blootgesteld te worden aan biologische agentia. Dit is bijvoorbeeld het geval in de gezondheidszorg, in bedrijfstakken waar gewerkt wordt met dieren, in de bosbouw enz.

 

Is de biologische veiligheid in het bedrijf voldoende gewaarborgd door de aanwezigheid van een duidelijke lijnverantwoordelijkheid en/of het beschikbaar zijn van werkvoorschriften, ongevalsprocedures, noodplannen e.d.

Toetsingscriteria

In het bedrijf dient een algemene orde en netheid te bestaan ter voorkoming van het optreden van biologische agentia. Bij het handhaven hiervan dienen de werknemers betrokken te worden door een adequaat voorlichtingsprogramma.

Onder "biologische agentia" worden verstaan: al dan niet genetisch gemodificeerde celculturen (-kweken), menselijke endoparasieten en micro-organismen. Hierbij is een micro-organisme een cellulaire of niet-cellulaire microbiologische entiteit met het vermogen tot vermenigvuldiging of tot overbrenging van genetisch materiaal, inclusief bacteriën, virussen en viroïden, schimmels, gisten en endoparasieten, inclusief genetisch gemodificeerde varianten van deze organismen.

Wetten, regels en normen

Arbobesluit, artikel 4.87

Indien de aard van de arbeid het toelaat, worden schadelijke biologische agentia vervangen door biologische agentia die, gelet op de stand van de wetenschap en de techniek en de werkomstandigheden, niet of minder gevaarlijk zijn voor de veiligheid of gezondheid van de werknemers.

 

Arbobesluit, artikel 4.88

De plaatsen waar arbeid wordt verricht met biologische agentia worden duidelijk afgebakend en worden gemarkeerd met een veiligheidssignalering die voldoet aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde.

 

Arbobesluit, artikel 4.89

1. Op plaatsen waar gevaar bestaat voor blootstelling aan biologische agentia wordt niet gerookt noch wordt daar voedsel of drank genuttigd.

2. Werkkleding die voldoet aan afdeling 1 van hoofdstuk 8 wordt aan de werknemers ter beschikking gesteld en wordt bij de arbeid gedragen.

3. In aanvulling op artikel 3.23 zijn voor de werknemers doelmatige sanitaire voorzieningen beschikbaar met inbegrip van, voor zover noodzakelijk, douches, oogdouches en huidantiseptica.

4. Indien aan de werknemer persoonlijke beschermingsmiddelen worden verstrekt, worden deze op een daartoe aangewezen plaats bewaard en na ieder gebruik gereinigd en voor ieder gebruik gecontroleerd.

5. In aanvulling op artikel 3.22 worden de werkkleding en andere persoonlijke beschermingsmiddelen waarin of waarop zich biologische agentia bevinden of kunnen bevinden bij het verlaten van de arbeidsplaats uitgetrokken en op een andere plaats opgeborgen dan de overige kleding.

6. De werkkleding en andere persoonlijke beschermingsmiddelen, bedoeld in het vijfde lid, worden ontsmet, gereinigd of zo nodig vernietigd.

7. De werkkleding en andere persoonlijke beschermingsmiddelen, bedoeld in het vijfde lid, worden buiten het bedrijf of de inrichting gebracht in een daartoe geschikte en gesloten verpakking en uitsluitend met het doel deze te laten reinigen, ontsmetten of vernietigen.

 

Arbobesluit, artikel 4.90

1. In een register wordt bijgehouden welke werknemers aan biologische agentia van categorie 3 en 4 worden of kunnen worden blootgesteld.

2. In dit register wordt tevens per werknemer geregistreerd welke werkzaamheden hij heeft verricht en, voor zover dit te bepalen is, aan welk biologisch agens of welke biologische agentia hij als gevolg van deze werkzaamheden of als gevolg van een incident of ongeval, eventueel is blootgesteld.

3. Het in het eerste lid bedoelde register wordt ten minste tien jaar na de laatste blootstelling of mogelijke blootstelling bewaard.

4. In geval een werknemer is blootgesteld of mogelijk is blootgesteld aan een biologisch agens dat infecties tot gevolg kan hebben die:

a. naar bekend is hardnekkig of latent kunnen zijn;

b. op basis van de huidige stand van de techniek naar verwachting eerst jaren later kunnen worden onderkend;

c. een lange incubatietijd hebben;

d. ondanks behandeling steeds weer terugkeren, of

e. ernstige complicaties op lange termijn hebben, wordt het in het eerste lid bedoelde register een navenant langere tijd doch niet meer dan veertig jaar na de laatste blootstelling bewaard.

5. Iedere werknemer heeft recht op inzage in de hem betreffende gegevens uit het register.

6. Aan de arbodienst wordt desgevraagd inzage verschaft in het register, genoemd in het eerste lid.

 

N.B.: Verdere informatie betreffende de knelpunten van deze module kunt u vinden in:

Normen

Richtlijn van de Raad betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk. 26 november 1990, nr. 90/679/EEG

Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 90/679/EEG betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk. 12 oktober 1993, nr. 93/88/EEG

Richtlijn van de commissie tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 90/679/EEG van de Raad betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk. 30 juni 1995, nr. 95/30/EG

Richtlijn van de commissie tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 90/679/EEG van de Raad betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk. 7 oktober 1997, nr. 97/59/EG

Richtlijn van de commissie tot derde aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 90/679/EEG van de Raad betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk. 26 november 1997, nr. 97/65/EG