13 Doelbewust werken met biologische agentia

Vraag

Wordt in het bedrijf doelbewust gewerkt met biologische agentia van de categorie 2, 3 of 4?

 

Indien er sprake is van een knelpunt, pas dan module 17-3 toe.

Toetsingscriteria

Drie begrippen zijn voor het inventariseren van deze knelpunten van belang: "Gerede kans op contact", "Categorisering" en "Doelbewust werken met".

 

 

Doelbewust werken met…

In het algemeen dient men er vanuit te gaan dat al het materiaal dat op enige manier met biologische agentia besmet geraakt kan zijn (cellijnen, maar ook dieren, bloed, enz.), "verdacht" is, behalve:

- vee en huisdieren (kans op besmetting relatief laag; dit in tegenstelling tot uitheemse dieren die bijv. geïmporteerd worden, en inheemse dieren in de vrije natuur);

- proefdieren die gegarandeerd vrij zijn van biologische agentia van categorie 2, 3 of 4;

- wanneer doeltreffend is aangetoond dat het betreffende materiaal (bloed, patiëntenmateriaal enz.) vrij is van biologische agentia van categorie 2, 3 of 4. In het algemeen is dit slechts mogelijk voor een aantal bekende biologische agentia.

 

Gerede kans op contact

Er is een gerede kans op contact met biologische agentia wanneer:

a. de werknemers regelmatig omgaan met grondstoffen, producten of afvalstoffen waarvan bekend is dat ze besmet kunnen zijn met biologische agentia (bacteriën, schimmels, gisten (retro-)virussen e.d.);

b. de werknemers regelmatig omgaan met grondstoffen of producten van plantaardige of dierlijke oorsprong waarvan bekend is dat ze zelf toxisch of allergeen zijn;

c. de werknemers in aanraking kunnen komen met mensen die drager zijn van ziekteverwekkende biologische agentia.

Bij de onder a en b bedoelde grondstoffen en producten gaat het ook om niet direct voor de hand liggende agentia waarvan bekend is dat ze gezondheidsklachten kunnen veroorzaken (Van Amelsfoort en Heederik, 1994). Voorbeelden:

- producten van plantaardige oorsprong (stuifmeel, meel- en graanstof, houtstof, hooistof enz.);

- proefdieren;

- bepaalde enzymen (ook grote-schaalproductie);

- exotische producten zoals kruidenthee, groene koffiebonen, tabak, mosterd, cacao, sojabonen, gedroogd eiwit, schelpdieren, knoflook, kaneel, paddestoelen, chilipepers en verschillende insecten.

Een "gerede kans op contact" bestaat vooral bij de volgende activiteiten, bedrijfstakken, beroepsgroepen:

ad a en b:

- het werken met menselijke en/of dierlijke producten, zoals bloed en bloedproducten, andere lichaamsvloeistoffen, cellen, weefsels en organen;

- houden en verzorgen van dieren en verwante activiteiten (veehouderij, pluimveehouderij, proefdierlaboratoria, diergeneeskundigen, hoefsmeden, klauwbekappers, hondentrimmers enz.);

- het bewerken en/of verwerken van dierlijke producten (o.a. zuivel, vleesverwerkende industrie, bedrijven voor verwerking van slachtbijproducten);

- inspectie van landsgrensoverschrijdende transporten (o.a. controleurs van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, douane);

- arbeid in de vrije natuur (o.a. bosbouw, veldwerkers van waterschappen, rioolwerkers);

- natuur- en milieu-inspectie, veterinaire inspectie.

ad c:

- bloedbanken;

- niet microbiologisch gerichte diagnostische laboratoria;

- gezondheidszorg (beroepsmatige contacten van verpleegkundigen en artsen met patiënten);

- douane (contact met toeristen, immigranten);

- werkers in penitentiaire inrichtingen (contact met gedetineerden);

- onderwijsgevenden;

- winkelpersoneel;

- openbaar-vervoerpersoneel (m.n. buschauffeurs en conducteurs);

 

Categorisering

Waar in deze tekst wordt gesproken over "classificeren" wordt bedoeld "indelen volgens de categorieën uit het Besluit Biologische Agentia", tenzij anders vermeld. In Bijlage III bij de EG-richtlijn 93/88/EEG wordt een indeling gegeven van bacteriën, virussen, parasieten en schimmels en gisten in de vier categorieën (1 t/m 4). De in de Nederlandse wetgeving gebruikte categorieën zijn:

categorie 1: een agens waarvan het onwaarschijnlijk is dat het bij de mens ziekten kan veroorzaken;

categorie 2: een agens

- dat bij mensen een ziekte kan veroorzaken;

- dat een gevaar voor de gezondheid en veiligheid van de werknemers kan opleveren;

- waarvan verspreiding onder de bevolking onwaarschijnlijk is;

- waarvoor een effectieve profylaxe of behandeling bestaat;

categorie 3: een agens

- dat bij mensen een ernstige ziekte kan veroorzaken;

- dat een groot gevaar voor de gezondheid en veiligheid van de werknemers kan opleveren;

- waarvan het waarschijnlijk is dat het zich onder de bevolking verspreidt;

- waarvoor een effectieve profylaxe of behandeling bestaat;

categorie 4: een agens

- dat bij mensen ernstige ziekten veroorzaakt;

- dat een groot gevaar voor de gezondheid van veiligheid van de werknemers oplevert;

- waarvan het zeer waarschijnlijk is dat het zich onder de bevolking verspreidt;

- waarvoor geen effectieve profylaxe of behandeling bestaat.

Wetten, regels en normen

Voor de betreffende wet- en regelgeving, zie Module 17-2 en 17.3.