08 Lawaai

Vraag

Zijn machines die veel lawaai maken afgeschermd?

Toetsingscriteria

In postkamers staan vaak machines die bij gebruik veel lawaai produceren. Om te weten hoe hoog het lawaainiveau is, zal er een geluidsmeting moeten worden verricht. Aangezien er ook medewerkers in dezelfde ruimte werken, zullen bij overschrijding van de 80 d(B)A-grens maatregelen genomen moeten worden. De beste methode is de machine in een aparte, goed geïsoleerde ruimte te plaatsen. Als dit niet mogelijk is, zijn er geluidsabsorberende en isolerende omkastingen voor de machines mogelijk. Andere mogelijkheden zijn dat tijdens het gebruik van de machines de medewerkers elders verblijven (niet in de postkamer) of – in uiterste noodzaak – gehoorbescherming dragen. Bij lawaai boven de 80d(B)A is gehoorbeschadiging mogelijk en bij lawaai boven de 85 d(B)A is lawaaibestrijding nodig. Zie voor meer informatie module 4 Geluid.

Wetten, regels en normen

Arbobesluit, artikel 6.8

  1. Ter voorkoming of beperking van de blootstelling aan lawaai worden zodanige technische of organisatorische maatregelen genomen dat de risico’s van blootstelling worden weggenomen aan de bron of tot een minimum beperkt, waarbij rekening wordt gehouden met de technische vooruitgang en de beschikbaarheid van maatregelen.
  2. Bij het voorkomen of beperken van de blootstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval rekening gehouden met:
    • alternatieve werkmethoden die leiden tot minder blootstelling aan lawaai;
    • de keuze van de juiste arbeidsmiddelen, rekening houdend met het te verrichten werk, die zo weinig mogelijk lawaai maken, met inbegrip van de mogelijkheid om de werknemers te laten beschikken over arbeidsmiddelen die een beperking van de blootstelling aan lawaai tot doel of als gevolg hebben;
    • het ontwerp en de indeling van de werkplek en de arbeidsplaats;
    • een doeltreffende voorlichting en doeltreffend onderricht om de werknemers te leren hoe arbeidsmiddelen juist te gebruiken teneinde de blootstelling aan lawaai tot een minimum te beperken;
    • technische maatregelen ter beperking van lawaai:
      • beperking van het luchtgeluid, bijvoorbeeld door afscherming, omkasting of afdekking met geluidsabsorberend materiaal;
      • beperking van het constructiegeluid, bijvoorbeeld door demping of isolatie;
    • passende onderhoudsprogramma’s voor de arbeidsmiddelen, de werkplek en de systemen op de werkplek;
    • de organisatie van de werkzaamheden, met het oog op een beperking van het lawaai:
      • beperking van de duur en intensiteit van de blootstelling;
      • passende werkschema’s met voldoende rustpauzes.
  3. Als de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 85 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 140 Pa, worden op basis van de beoordeling en meting, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, met inachtneming van de maatregelen, bedoeld in het tweede lid, in het kader van het plan van aanpak, bedoeld in artikel 5 van de wet technische of organisatorische maatregelen vastgesteld en uitgevoerd om de blootstelling tot een minimum te beperken.
  4. Werkplekken waar de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger kan zijn dan 85 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger kan zijn dan 140 Pa, worden duidelijk aangegeven door middel van passende signaleringen en doelmatig afgebakend. Indien dit technisch uitvoerbaar is en het risico van blootstelling dit rechtvaardigt, wordt de toegang ertoe beperkt.
  5. De blootstelling aan lawaai in ontspanningsruimten als bedoeld in artikel 3.20 en nachtverblijven als bedoeld in artikel 3.21 wordt beperkt tot een niveau dat verenigbaar is met de functie van de ruimten en de omstandigheden waarin zij worden gebruikt.
  6. De maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid, worden afgestemd op de behoeften van werknemers die behoren tot bijzonder gevoelige risicogroepen.
  7. In gevallen waarin de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 80 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 112 Pa, worden aan de werknemers passende, naar behoren aangemeten, individuele gehoorbeschermers ter beschikking gesteld. De individuele gehoorbeschermers voorkomen het risico van gehoorbeschadiging of brengen dit risico tot een minimum terug.
  8. De ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, de belanghebbende werknemers wordt de gelegenheid gegeven een oordeel kenbaar te maken over de maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid, en over de keuze van de ter beschikking te stellen individuele gehoorbeschermers, bedoeld in het zevende lid.
  9. Als de dagelijkse blootstelling aan lawaai 85 dB(A) of hoger is of de piekgeluidsdruk 140 Pa of hoger is worden de individuele gehoorbeschermers door de werknemers gebruikt.
  10. De dagelijkse blootstelling aan lawaai, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen individuele gehoorbeschermers, mag in geen geval hoger zijn dan 87 dB(A) of de piekgeluidsdruk mag in geen geval hoger zijn dan 200 Pa.
  11. Als ondanks de maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met zevende en negende lid, wordt vastgesteld dat de dagelijkse blootstelling aan lawaai, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen individuele gehoorbeschermers, hoger is dan de in het tiende lid vastgestelde grenswaarden worden:
    • onmiddellijk maatregelen genomen om de blootstelling terug te brengen tot een niveau beneden die grenswaarden;
    • de oorzaken van de overmatige blootstelling vastgesteld en
    • de maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met zevende en negende lid, aangepast om herhaling te voorkomen.

 

Arbobesluit, artikel 6.9

In gevallen waarin werknemers in verband met het uitvoeren van bijzondere taken moeten verblijven op een werkplek waar de dagelijkse blootstelling aan lawaai per werkdag aanmerkelijk verschilt en naleving van de verplichtingen, genoemd in artikel 6.8, derde, vierde, zevende, negende, tiende en elfde lid, redelijkerwijs niet gevergd kan worden, wordt in genoemde artikelleden in plaats van "de dagelijkse blootstelling aan lawaai" gelezen "de wekelijkse blootstelling aan lawaai". In dat geval bedraagt de wekelijkse blootstelling, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen individuele gehoorbeschermers, niet meer dan 87 dB(A) en worden doeltreffende maatregelen genomen om het aan deze activiteiten verbonden risico tot een minimum te beperken.